4P6
Vis alicujus passionis seu affectus reliquas hominis actiones seu potentiam superare potest ita ut affectus pertinaciter homini adhæreat.
De kracht van enige lijding, of hartstocht kan d' andere doeningen van de mensch, of zijn vermogen overwinnen; in voegen dat de hartstocht hardnekkiglijk den mensch byblijft.
The force of any passion or emotion can overcome the rest of a man's activities or power, so that the emotion becomes obstinately fixed to him.
No explicitly cited ancestors.
Vis et incrementum cujuscunque passionis ejusque in existendo perseverantia definitur potentia causæ externæ cum nostra comparata (per propositionem præcedentem) adeoque (per propositionem 3 hujus) hominis potentiam superare potest &c. Q.E.D.
De kracht en aanwas van yder lijding, en der zelfder volharding in wezentlijk te zijn, word door het vermogen van een uitwendige oorzaak, met het onze vergeleken, bepaalt, (volgens de voorgaande Voorstelling) en kan dieshalven (volgens de darde voorstelling van dit deel) het vermogen van de mensch verwinnen, enz. (gelikj voorgestelt wierd.
The force and increase of any passion and its persistence in existing are defined by the power of an external cause compared with our own (by the foregoing Prop.); therefore (IV. iii.) it can overcome a man's power, &c. Q.E.D.
No explicitly cited descendants.