1P3
Quæ res nihil commune inter se habent, earum una alterius causa esse non potest.
De dingen, die onder zich niets gemeen hebben, konnen 't een geen oorzaak van 't ander wezen.
Things which have nothing in common cannot be one the cause of the other.
No explicitly cited ancestors.
Si nihil commune cum se invicem habent, ergo (per axioma 5) nec per se invicem possunt intelligi adeoque (per axioma 4) una alterius causa esse non potest. Q.E.D.
Indien zy met malkander niets gemeen hebben, zo konnen zy (volgens de vijfde Kundigheit) niet door malkander verstaan worden: en dieshalven konnen zy (volgens de vierde Kundigheit) 't een geen oorzaak van 't ander wezen; 't welk te bewijzen stond.
If they have nothing in common, it follows that one cannot be apprehended by means of the other (Ax. v.), and, therefore, one cannot be the cause of the other (Ax. iv.). Q.E.D.
No explicitly cited descendants.