4P56
Maxima superbia vel abjectio maximam animi impotentiam indicat.
De grootste Verwaantheit, of aNederslachtigheit, wijst de grootste onmacht des gemoeds aan.
Extreme pride or dejection indicates extreme infirmity of spirit.
No explicitly cited ancestors.
No explicitly cited descendants.
Primum virtutis fundamentum est suum esse conservare (per corollarium propositionis 22 hujus) idque ex ductu rationis (per propositionem 24 hujus). Qui igitur se ipsum ignorat, omnium virtutum fundamentum et consequenter omnes virtutes ignorat. Deinde ex virtute agere nihil aliud est quam ex ductu rationis agere (per propositionem 24 hujus) et qui ex ductu rationis agit, scire necessario debet se ex ductu rationis agere (per propositionem 43 partis II); qui itaque se ipsum et consequenter (ut jam jam ostendimus) omnes virtutes maxime ignorat, is minime ex virtute agit hoc est (ut ex definitione 8 hujus patet) maxime animo est impotens atque adeo (per propositionem præcedentem) maxima superbia vel abjectio maximam animi impotentiam indicat. Q.E.D.
D' eerste grontvest van de deucht is, zijn wezen te behouden; (volgens de Toegift van de tweeëntwintigste Voorstelling in dit deel) en dit naar 't beleit der reden; volgens de vierëntwintigste Voorstelling van dit deel. De geen dan, die van zich zelf onkundig is, is onkundig van de grontvest aller deuchden, en by gevolg van alle deuchden zelven. Wijders, uit deucht te werken is niets anders, dan naar 't beleit der reden te werken; volgens de vierëntwintigste Voorstelling van dit deel: en de geen, die naar 't beleit der reden werkt, moet nootzakelijk weten dat hy naar 't beleit der reden werkt; volgens de drieënveertigste Voorstelling van het tweede deel. De geen dan, die van zich zelf, en by gevolg (gelijk wy alreê getoont hebben) van alle deuchden meest onkundig is, werkt geensins uit deucht; dat is, gelijk uit d' achtste Bepaling van dit deel blijkt) is meest onmachtig van gemoed: en dieshalven, (volgens de voorgaande Voorstelling) de grootste verwaantheit, of nederslachtigheit wijst de grootste onmacht van 't gemoed aan; 't welk te betogen stond.
The first foundation of virtue is self--preservation (IV. xxii. Coroll.) under the guidance of reason (IV. xxiv.). He, therefore, who is ignorant of himself, is ignorant of the foundation of all virtues, and consequently of all virtues. Again, to act virtuously is merely to act under the guidance of reason (IV. xxiv.): now he, that acts under the guidance of reason, must necessarily know that he so acts (II. xliii.). Therefore he who is in extreme ignorance of himself, and consequently of all virtues, acts least in obedience to virtue; in other words (IV. Def. viii.), is most infirm of spirit. Thus extreme pride or dejection indicates extreme infirmity of spirit. Q.E.D.
No explicitly cited descendants.
Hinc clare sequitur superbos et abjectos maxime affectibus esse obnoxios.
Hier uit volgt zeer klaarblijkelijk, dat de verwaanden en nederslachtigen de hartstochten meest onderworpen zijn.
No explicitly cited undefined.
No explicitly cited ancestors.
No explicitly cited descendants.
Abjectio tamen facilius corrigi potest quam superbia quandoquidem hæc lætitiæ, illa autem tristitiæ est affectus atque adeo (per propositionem 18 hujus) hæc illa fortior est.
De nederslachtigheit kan echter lichtelijker verbetert, en te--recht gebracht worden, dan de verwaantheit; dewijl deze leste een hartstocht van blijschap, en d' ander van droefheit, en dieshalven (volgens d' achtiende Voorstelling van dit deel) deze leste sterker dan d' eerste is.
Yet dejection can be more easily corrected than pride; for the latter being a pleasurable emotion, and the former a painful emotion, the pleasurable is stronger than the painful (IV. xviii.).
No explicitly cited descendants.