2D4
Per ideam adæquatam intelligo ideam quæ quatenus in se sine relatione ad objectum consideratur, omnes veræ ideæ proprietates sive denominationes intrinsecas habet.
By evenmatig denkbeelt versta ik dat denkbeelt, 't welk, voor zo veel het in zich, zonder betrekking tot het voorwerp, aangemerkt word, alle d' eigenschappen van een waar denkbeelt, of d' innerlijke benamingen heeft.
By an adequate idea, I mean an idea which, in so far as it is considered in itself, without relation to the object, has all the properties or intrinsic marks of a true idea.
No explicitly cited ancestors.
Dico intrinsecas ut illam secludam quæ extrinseca est nempe convenientiam ideæ cum suo ideato.
Ik zeg innerlijke Benamingen, om de genen, die uitterlijk zijn, uit te sluiten; te weten d' overëenkoming van het denkbeelt met zijn gedenkbeelde.
I say intrinsic, in order to exclude that mark which is extrinsic, namely, the agreement between the idea and its object (ideatum).
No explicitly cited ancestors.
No explicitly cited descendants.